Beelddenken topdown leren (1 van 3)
Beelddenkers denken vanuit een totaalbeeld. De lesstof is net een grote puzzel van 1.000 stukjes. Op de voorkant van de puzzeldoos staat het voorbeeld. Maar die voorkant krijg je niet te zien op school. Elke week krijg je een paar losse stukjes van de puzzel. Een beelddenker wil juist de voorkant van de doos zien, want dan pas weet de leerling waar hij of zij de puzzelstukjes moet plaatsen. Bijvoorbeeld een stukje van een boom. Visuele leerlingen bundelen informatie graag. Vooraf wordt bedacht waar het stukje bij zou kunnen horen. Bijvoorbeeld een bos. Uiteindelijk kan het zo zijn, dat het totaalbeeld een eiland is. Zat je er toch mooi naast.
Beelddenken en topdown leren
Een beelddenker ziet een totaalbeeld en kan dit moeilijk opbouwen vanuit losse deeltjes. De leerling is wel in staat om vanuit het geheel terug te beredeneren (omgekeerd leren). In het onderwijs wordt informatie altijd opgebouwd. Een bijna onmogelijke opgave voor een beelddenker. Een beelddenker moet aanleren eerst het totaalbeeld te overzien (1), vervolgens de lesstof terug te beredeneren (2), om uiteindelijk de lessen in de klas te kunnen volgen. Dit noem je topdown leren. De lesstof vertalen naar beelddenken betekent dus visualiseren en topdown leren.
Denkwijze, sorteergedrag beelddenker
Op school wordt het lesmateriaal logisch opgebouwd. Kleine stukjes informatie worden uiteindelijk een geheel. Dit is voor een beelddenker geen makkelijke opgave! De losse stukjes gaan een eigen leven leiden en dragen niet bij aan het geheel. Want de beelddenker koppelt nieuwe informatie graag aan bestaande informatie. In het geheugen gaat hij op zoek naar verbanden vanuit verschillende gezichtspunten (drie-dimensionaal denken).
Beelddenken op school
Leerlingen die in beelden denken, moeten eerst het eindresultaat ‘zien’ of de samenvatting vooraf lezen. Anders wordt de lesstof in het verkeerde ‘vakje’ opgeslagen. Deze kinderen bundelen de informatie dan aan eigen informatie / herinneringen zoals in het onderstaande voorbeeld.
Les 1 op school: De meester bespreekt het varken.
“Ik ben naar de bioscoop geweest naar Babe het varkentje.” De informatie verdwijnt in het hoofd in dit vakje.
Les 2 (week later): De meester bespreekt de koe.
“Bij de Mc Donalds zijn de hamburgers van koeien gemaakt. Ze hebben daar een ballenbak!”
Les 3 (weer een week later): De meester bespreekt de kip.
“Mijn hond heeft een speelgoed-kip. Ik speel vaak met mijn hond in de tuin.”
Na drie weken zegt de juffrouw: “Zo, we hebben de dieren van de kinderboerderij besproken”. Bij de beelddenker passen de in zijn hoofd gevormde bioscoop, ballenbak en rubberen kip niet in de kinderboerderij.
Bij topdown leren (2 van 3) staat hoe een leerling de informatie wel goed had kunnen ordenen en onthouden.